Op een dag wist je eindelijk
wat je moest doen, en je begon,
hoewel de stemmen om je heen
hun slechte advies
bleven roepen–
hoewel het hele huis
begon te trillen
en je het bekende trekken voelde
aan je voeten.
‘Red mijn leven!’
riep elke stem.
Maar je stopte niet.
Je wist wat me je moest doen,
hoewel de wind rondspookte
met stijve vingers
bij de diepste funderingen,
hoewel hun melancholie
vreselijk was.
Het was al laat genoeg,
en de nacht was wild,
en de weg vol gevallen
takken en stenen.
Maar stukje bij beetje,
terwijl je de stemmen achterliet,
begonnen de sterren te stralen,
door de lagen van wolken,
en er klonk een nieuwe stem
die je langzaam
herkende als van jezelf,
die je gezelschap hield
terwijl je verder en verder
de wereld in stapte,
vastbesloten om het enige te doen
dat je kon doen–
vastbesloten om het enige leven te redden
dat je kon redden.